Na elke vangstbeurt wordt het net aan het smalle uiteinde opgehangen aan een mast. Het wordt uitgeschud om er alle resterende onzuiverheden uit te verwijderen en vervolgens laat men het een tijdje drogen.
Hier is de kegelvorm van het net goed zichtbaar, met de twee bevestigingspunten aan elke plank en aan het uiteinde de vlotter die aan het sluittouw is vastgemaakt. Dankzij de vlotter heeft men een precies idee van de plaats waar het net zich bevindt. Dat is zeer nuttig, bijvoorbeeld wanneer twee vissers elkaar kruisen.
De vlotter die wordt vastgemaakt aan het touw dat het uiteinde van het net afsluit. De visser maakt de knoop aan dit uiteinde los wanneer hij de inhoud van het net wil overgieten in de zeef voor een eerste ruwe zifting. Daarna gaat de inhoud in een van de manden.
De twee touwen die het uiteinde van het net afsluiten.
Op zowat 1m vóór het uiteinde van het net worden 4 stukjes net (de zgn. "slepers") aangebracht die, onder invloed van de trekkracht, horizontaal onder het net komen te zitten en zo een bescherming vormen voor hindernissen of snijdende voorwerpen die zich op de zeebodem kunnen bevinden.
De opening van het net bedraagt 7 tot 9m over een lengte van 10m. Het net is kegelvormig en aan de twee uiteinden open. De grootste breedte bovenaan (de "bovenpees"), opengehouden met behulp van vlotters, bedraagt ongeveer 9m; onderaan bedraagt de breedte ca, 11m en is het net over de hele breedte voorzien van een metalen ketting.
Dit is de stand van het net in het water: de ketting van de onderste breedte houdt het net op de bodem en veroorzaakt schokgolven die de garnalen doen opschrikken. Als gevolg daarvan maken zij sprongen van meer dan 25 cm hoogte en komen zo in het net terecht, waarvan de bovenzijde met behulp van vlotters op ongeveer 1m van de bodem wordt gehouden.
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire